Met het seizoen mee eten geeft verrassend veel variatie. We kweken veel bekende gewassen, én groentes die wat onbekender zijn. Wat is er zoal te oogsten door het seizoen heen?
Lente: mei, juni
Typische voorjaarsknallers zijn peultjes, verse doperwten, radijsjes, raapstelen en lente-uitjes. Ook kropsla, snijbiet, Nieuw-Zeelandse spinazie en de eerste courgettes staan op het land klaar.
Zomer: Juli, augusustus
De zomer barst van de verse oogst! Komkommers, tomaten en paprika’s groeien in onze mooie ronde kas. Buiten staan broccoli, bloemkool, wortels, sperzie- en snijbonen en sappige suikermaïs. Mooi, heerlijk en makkelijk is de palmkool, de zomerse variant van boerenkool. Ook droogbonen en kapucijners zijn er klaar voor. De uien, en natuurlijk de aardappels zijn klaar: graven maar!
Ook de bloemen zijn in de zomer volop in bloei, dus kun je wekelijks een prachtig boeket op tafel hebben staan!
Nazomer: september, oktober
Dé oogstmaand van het jaar is september. De zomergroenten zijn er nog volop, én de plantjes die van kortere koelere dagen houden komen erbij: andijvie, knolvenkel, spinazie en raapstelen bijvoorbeeld. Bovendien komen de typische bewaargroenten nu vers van het land. Rode bietjes, pastinaken en wortelpeterselie van onder de grond, en prei, knolselderij en spitskool van boven de grond. En natuurlijk niet te vergeten: pompoenen! Oranje en groene, maar ook gekkertjes zoals de spaghettipompoen en de sweet dumpling.
Najaar: november, december
De winter komt eraan, tijd voor boerenkool en spruitjes. Prei volop, en ook rode, witte en groene kolen. De laatste knollen kunnen mee naar huis voor de eerste voorst: knolselderij en knolvenkel. Buiten of in de kas staan winterpostelein en veldsla.